Niks meer missen?
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
Foto: Stadsarchief Amsterdam / Hugo van Gelderen, ANEFO
actueel

Van gymles in ijskoude lokalen tot 20.000 leden: tachtig jaar sportgeschiedenis aan de UvA

Sija van den Beukel,
27 juni 2024 - 09:00

Waar elke UvA-student bijna gedachteloos een lidmaatschap neemt op het Universitair Sportcentrum (USC), was sporten op de universiteit vlak na de Tweede Wereldoorlog vooral iets voor doorzetters. In zijn boek Ontmoeting door beweging beschrijft sporthistoricus Jurryt van de Vooren aan de hand van tachtig jaar universiteitssport hoe de maatschappelijke positie van de UvA veranderde.

Je schreef eerder al een boek over de geschiedenis van het VU Sportcentrum, Een bijzondere beweging. Wat maakte je nieuwsgierig naar de UvA?
‘Ik was benieuwd naar de overeenkomsten en verschillen van de sportgeschiedenis van de universiteiten. Verschillen waren er voornamelijk vóór dat de nationale overheid zich ermee ging bemoeien in de jaren 50. Het boek over de VU schreef ik als buitenstaander, terwijl ik zelf aan de UvA studeerde en bestuurslid was bij de Asva in de jaren ’90, de studentenvakbond die een belangrijke rol speelde in de geschiedenis van de universiteitssport aan de UvA.’

 

Wanneer ontstond de universiteitssport aan de UvA?
‘Pas na de Tweede Wereldoorlog. Daarvoor organiseerde alleen het studentencorps sport voor studenten, maar dat is iets anders dan universiteitssport: dat gaat namelijk specifiek over de universiteiten die de middelen beschikbaar stellen voor sport.’

Geschiedenis van de universiteitssport in een notendop

1945-1953: Universiteiten, gemeentes en studenten gaan universiteitssport organiseren.

1953: Naar aanleiding van vragen over de lichamelijke- en geestelijke gezondheid van studenten van een VVD-kamerlid rekent ook de nationale overheid de universiteitssport tot haar takenpakket.

1960: In de Nota van Cals wordt vastgelegd hoeveel geld er voor de universiteitssport wordt uitgetrokken. In de jaren daarna worden door heel Nederland universitaire sportinstellingen aangelegd.

1976: Het UvA-sportcentrum op de Boelelaan opent haar deuren, veertien jaar na de eerste plannen.

Rond 1990 verdwijnt de kunstmatige scheiding tussen prestatie- en niet-prestatiesport. Al faciliteert de UvA – tot op de dag van vandaag – geen topsport.

2010: Opening van universitair sportcentrum Universum, in de Watergraafsmeer

‘In de Tweede Wereldoorlog komt de grote omslag. Dan komt het hele universitaire leven tot stilstand aan de UvA omdat veel studenten de loyaliteitsverklaring niet wilde tekenen, waarin stond dat ze niet in verzet zouden komen tegen de Duitsers. Die studenten mogen niet meer studeren en ook niet werken. Om te voorkomen dat ze naar Duitsland worden afgevoerd voor de verplichte Arbeitseinsatz, duiken ze onder en gaan er veel in het verzet. Voor de universiteit verdwijnen die studenten dus volledig uit beeld. Pas na de bevrijding werd duidelijk welke studenten nog leven en in welke gezondheid ze verkeren. Daardoor ontstond bij de universiteiten het besef dat zij medeverantwoordelijk zijn voor het geestelijk en lichamelijk welzijn van hun studenten.’

 

‘Tegelijkertijd wordt de loyaliteitsverklaring wel ondertekend door een andere, grote groep studenten. Dat waren de spoorstudenten, studenten die buiten Amsterdam woonden en dagelijks met de trein kwamen en de nihilisten. Beiden groepen waren geen lid waren van de traditionele studentenverenigingen, vaak omdat ze uit minder vermogende families kwamen en daardoor amper aansluiting hadden bij het universitaire leven. Om te voorkomen dat zo’n grote groep studenten nog eens onder druk een besluit nam dat tegen het nationale belang inging, ontstaat het idee voor een algemene studentenorganisatie zonder ballotage en hoge lidmaatschapskosten. Dat wordt de Asva, de Algemene Studentenvakbond Amsterdam. Daar konden álle studenten elkaar ontmoeten door sport, was het idee.’

 

‘Dat is allemaal onderdeel van de nieuwe, nationale gedachte binnen universiteiten: we moeten een universitaire gemeenschap worden die voor iedereen toegankelijk is. Daar is ook de Folia Civitatis en onderdeel van en Kriterion, de bioscoop die gerund wordt door studenten.’

 

De Asva wilde in eerste instantie alle sportverenigingen van het studentencorps, zoals roeivereniging Nereus, onderbrengen bij de Asva. Waar ging dat mis?
‘In 1947 realiseerde de Asva zich al dat de opdracht te groot was. Ze bestonden nog maar net en konden zichzelf al niet eens besturen. Ook waren de sportverenigingen van het corps uiteindelijk niet bereid om hun bestuur over te dragen aan de Asva. Er is toen een speciaal bureau voor lichamelijke opvoeding opgericht aan de universiteit die het ging organiseren.’

‘De universiteitssport was niet competitief maar lichamelijke beweging die de studenten moest verheffen “tot een compleet mens”’

Hoe zag de universiteitssport in de begindagen eruit?
‘De universiteitssport was in die tijd geen sport in de competitieve zin van het woord, maar lichamelijke beweging die de studenten moest verheffen “tot een compleet mens”. Kampioen willen worden werd in calvinistisch Nederland als verderfelijk gezien, dat was persoonlijkheidsverheerlijking. Een stambeeld voor een sporter was sportverdwazing.’

 

‘De universiteitssport aan de UvA kwam eigenlijk neer op twee docenten die aan een klein groepje studenten in de winter van 1946-1947 gymnastieklessen ging geven in steenkoude lokalen. Alleen het groepje van zo’n vijftig mannelijke studenten in het hoofdbureau van de politie op het Marnixplein kon die winter sporten, want daar was verwarming en een douche. De vrouwensport werd dus gelijk alweer stilgelegd die winter.’

Foto: Europeana
Jurryt van de Vooren in het Olympisch Stadion.

Dat was toen nog wel heel klein.
‘Ja, nu telt het USC twintigduizend leden.’

 

In 1947 telde de UvA nul sportlocaties, in het boek staan er 33, verspreid door de stad. Wat waren de hoogtijdagen van de universiteitssport?
‘Landelijk gezien waren de hoogtijdagen in de jaren 60. Toen kwamen er overal bij Nederlandse universiteiten nieuwe centrale panden voor de sport. Alleen de UvA bleef achter, de bouw van het sportcentrum aan De Boelelaan is uiteindelijk pas voltooid in 1976. Ook was het daar aanvankelijk erg rustig. Pas in de jaren ’90 met de introductie van het BOMmen (Bewegen Op Muziek, de voorloper van fitness), de controle van de ledenadministratie en vooral de verzelfstandiging van het sportcentrum ging het veel beter.’

 

Wat veranderde er na de jaren ’60?
‘De omslag komt alweer redelijk snel vanuit linkse hoek, wanneer kabinet-Den Uyl in de jaren 70 studerende jongeren niet wil bevoordelen met universiteitssport boven niet-studerende jongeren. Door de democratisering van Nederland is de positie van de universitaire elite doorbroken en de universiteit breder en volkser geworden. Maar nu wil de overheid de financiering weer intrekken, om arbeiders niet tekort te doen. Universiteiten, waaronder de UvA, besluiten de financiering van de sport dan voor eigen rekening te nemen.’

‘Achteraf gezien denk ik dat wij als Asva-bestuur de universiteitssport totaal over het hoofd hebben gezien’

Heb je zelf nog iets meegekregen van de universiteitssport toen je bestuurslid was in de jaren 90 bij de Asva?
‘Ik kan me niet herinneren dat wij het daar ooit over hebben gehad. Terwijl er in die tijd toch grote, succesvolle demonstraties zijn geweest vanuit de universiteitssport tegen het plan van Wim Deetman, de toenmalige minister van Onderwijs om de hele universiteitssport af te schaffen. Achteraf gezien denk ik dat wij als Asva-bestuur de sport totaal over het hoofd hebben gezien. De vereniging was veel te druk met actievoeren over politieke onderwerpen om in te zien dat ook niet-politieke onderwerpen ertoe doen.’

 

Waar staat de universiteitssport nu?
‘Ik denk dat we opnieuw in hoogtijdagen zitten, met dank aan corona waardoor er veel meer aandacht is gekomen voor het mentaal en lichamelijk welzijn van studenten. Tijdens corona konden studenten elkaar vooral via de onlinetrainingen van het USC blijven ontmoeten en in beweging blijven. Toen is in één keer geregeld dat het sportabonnement voor studenten de eerste drie maanden gratis is, iets dat het Universum al heel lang wilde.’

 

‘In corona werd ook duidelijk dat de universiteitssport niet alleen gaat om de beweging, maar ook om de ontmoeting, waardoor je als student in een grotere omgeving terechtkomt. Dat is ook heel belangrijk voor de internationale studenten.’

 

Kunnen andere universiteiten nu ook aankloppen voor een geschiedenisverhaal over de sport?
‘Dit is voorlopig wel mijn laatste boek over de universiteitssport. Waar ik me de komende vier jaar op wil richten is 2028. Dan is het honderd jaar gelden dat de Olympische Spelen in Amsterdam waren. In plaats van alleen terugblikken op historische momenten, moeten we dat moment aangrijpen om de maatschappelijke positie van sport in Nederland op de kaart te zetten, samen met onderwijsinstellingen, erfgoedcollecties en met onafhankelijk onderzoek.’

 

Jurryt van de Vooren, Ontmoeting door beweging, Tachtig jaar sport en lichamelijke opvoeding op de Universiteit van Amsterdam. Verschijnt 28 juni bij Amsterdam University Press. € 24,99