Niks meer missen?
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief!
In het kader van de nieuwe democratisering die de UvA moet overspoelen is op de bètafaculteit al een stap gezet: decaan Karen Maex van de FNWI heeft haar studentenraad toegezegd dat de raad instemmingsrecht krijgt als studenten (een substantieel stuk van) het programma van hun opleiding samen met studenten van een andere universiteit (lees: de VU) gaan volgen.

Tot nu toe had de studentenraad alleen instemmingsrecht bij het instellen van joint degrees, gezamenlijke diploma’s. In de praktijk bleek echter dat er ook zonder een joint degree intensieve samenwerking plaatsvond in joint programmes, waarvoor geen instemming was vereist door de studentenraad. Studenten voelden zich vaak voor voldongen feiten gezet: wanneer joint programmes al waren ingesteld, konden zij moeilijk nog tegen een joint degree stemmen. Vanaf heden komt er wel instemming op joint programmes, al zal eerst moeten worden gedefinieerd wat precies de wettelijke kaders rond deze joint programmes zijn en hoe ze moeten worden vormgegeven.

Dertig procent
‘Dat gaan we de komende tijd doen, in samenwerking met de studentenraad van de beide bètafaculteiten van de VU en met het directieteam,’ zegt Jonas Lodewegen, voorzitter van de facultaire studentenraad van de FNWI. ‘Ook de omvang van het opleidingsdeel (het substantiële stuk) dat je aan een andere universiteit volgt, moet nog worden vastgesteld in nadere gesprekken. Je moet dan denken aan een bepaald percentage vakken dat je binnen zo’n joint programme volgt aan een andere universiteit dan waar je bent ingeschreven. Dat percentage zou bijvoorbeeld rond de dertig procent kunnen liggen. Dat zou dan betekenen dat als je aan de UvA een opleiding volgt waarvoor je meer dan dertig procent van de vakken aan de VU moet volgen, er instemming moet komen van de facultaire studentenraad. Je kunt trouwens ook aan een percentage docenten denken.’Jonas Lodewegen Jonas Lodewegen

Of de nieuwe instemmingsregels met terugwerkende kracht gaan gelden voor reeds bestaande joint programmes is nog onderwerp van gesprek, vertelt Lodewegen. ‘Ik denk het niet, maar ik kan me wel voorstellen dat als je voor een bestaand joint programme opeens een substantieel groter deel aan een andere universiteit moet volgen, er in de naaste toekomst opnieuw instemming van ons moet komen.’

Lodewegen vermoedt dat binnen een paar maanden de werkwijze rond de instemming met de joint programmes is geconcretiseerd en de zaak rond is. Ook de studentenraden van beide bètafaculteiten van de VU gaan de kwestie nog verder invulling geven, in samenwerking met decaan Maex.