Niks meer missen?
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief!
Foto: Jason Patel (cc, via Flickr)
opinie

Le Plat Pays | Lingua franca

Ruben Claesen,
18 juli 2016 - 15:45

Internationalisering. Een populair modewoord in de onderwijswereld van maar liefst acht lettergrepen. In beleidstaal heet het dan dat universiteiten ervan ‘doordrongen’ moeten raken. In Nederland, en meer bepaald aan de UvA, doet men zijn best. Engelstalige bachelors zitten immers in de lift.

Het moet gezegd: het aantal aanmeldingen oogt indrukwekkend, bekeken met een internationaliseringsbril. Dat roept om een vergelijking met Vlaanderen. De uitkomst blijkt, op zijn zachtst gezegd, verschillend.

 

Aan de UvA alleen al zijn er tien volwaardige Engelstalige bachelors. Dat zijn er dubbel zoveel als in Vlaanderen en Nederlandstalig Brussel samen: vijf. Dat is eentje meer dan het jaar ervoor, aangezien de Vrije Universiteit Brussel en de Universiteit Gent de gezamenlijke opleiding ‘Social sciences’ voor de eerste keer zullen inrichten. De andere vier Engelstalige programma’s worden allemaal aangeboden door de Katholieke Universiteit Leuven.

 

Het cliché wil ook wat: een van die vier is de bachelor in de ‘Theology and Religious Studies’.

 

U houdt van sappige cijfers? In de Engelstalige UvA-bacheloropleiding ‘Economics and business administration’ zijn er in ’15-‘16 ongeveer drie keer zoveel studenten (2328) als het totale aantal dat in Vlaanderen een Engelstalige bachelor volgt (857).

 

Natuurlijk zijn er pakken meer Engelstalige masteropleidingen, doch het verschil op bachelorniveau is niettemin opzienbarend. Verschillende redenen zijn denkbaar: de administratief uitputtende erkenningsprocedure om een opleiding in het Engels aan te mogen bieden, of de krappe universiteitskas in tijden van besparingen. De grondoorzaak is echter het grote belang dat aan het Nederlands als onderwijstaal gegund wordt.

De talenstrijd aan de universiteit, soms leidt ze tot vreemde toestanden

Leuven

Om die taalkwestie in het hoger onderwijs beter te begrijpen, is het van belang om te beseffen dat de geschiedenis van het Belgisch (hoger) onderwijs de drie traditionele Belgische breuklijnen bewandeld heeft: de levensbeschouwelijke (vrijzinnig tegenover katholiek), de communautaire (Nederlandstalig tegenover Franstalig) en de sociaal-economische (arbeid tegenover kapitaal).

 

Fietst er een bepaalde thematiek langsheen die breuklijnen, dan is het resultaat ervan veelal onbegrip van niet-Belgen. Als een Nederlander bijvoorbeeld de Belgische staatsstructuur op de korrel neemt wegens te ingewikkeld – het precieze aantal parlementaire vergaderingen is bijvoorbeeld voor discussie vatbaar – dan zijn de drie breuklijnen daar de achterliggende oorzaak van.

 

Een van de beste en bovendien meest gecontesteerde voorbeelden om die Belgische geschiedkundige dynamieken te illustreren, zijn de jaren ’60 aan de Katholieke Universiteit Leuven. In 1966 beslissen de Leuvense bisschoppen erg autoritair dat de Franstalige vleugel van de katholieke universiteit gewoon blijft waar ze is: in Vlaanderen. Nochtans is de Taalgrens even voordien officieel vastgelegd, maar dat zal de bisschoppen worst wezen. Leuven staat op zijn kop: protest tegen Franstaligen (de berucht geworden slogan ‘Walen buiten!’ is overigens zelf een gallicisme) vermengt zich met protest tegen de conservatieve en klerikale autoriteiten, en dan moest Mei ’68 nog komen. Uiteindelijk verhuizen de Franstaligen en werd Louvain-la-Neuve geboren.


Democratie 

Vanzelfsprekend ligt er ook een democratiserend idee aan de basis van het kleine aantal Engelstalige bachelors: studenten moeten zeker hun basisopleiding in hun moedertaal kunnen volgen, maar de defensieve houding ter bescherming van het Nederlands als onderwijstaal loert op zijn minst evenveel om de hoek. Niet voor niets benadrukt minister van Onderwijs Hilde Crevits (CD&V) in haar beleidsplan voor de regeerperiode 2014-2019 stellig: ‘Ook in het hoger onderwijs zijn talen belangrijk.’ Om er meteen, in de volgende zin, aan toe te voegen: ‘Nederlands blijft de bestuurstaal en onderwijstaal van onze universiteiten en hogescholen.’ De goede verstaander zou dat als een waarschuwing kunnen interpreteren.

 

De talenstrijd aan de universiteit, soms leidt ze tot vreemde toestanden. Sinds 2013 moeten professoren die in het Engels willen lesgeven een taaltest afleggen. Lesgeven op Harvard, wereldvermaard onderzoek, tientallen publicaties in gezaghebbende tijdschriften: het maakt allemaal niet uit, de taaltest is voor iedereen verplicht. Zelfs Shakespeare zou er niet aan ontkomen zijn. In 2015 nog slaagden er 153 professoren niet. Enkelingen, zoals professor Frederik Denef, verzaakten gewoonweg uit protest: ‘Ik weiger deel te nemen aan zo’n farce. (…) Ze is geïnspireerd door een bekrompen vorm van Vlaams nationalisme, met nauwelijks verborgen vijandigheid tegen de academische wereld. Het is nobel om het taalgebruik aan de universiteit te verbeteren. Maar de taaltest is een negatief middel, dat gebruikt wordt om bestraffend op te treden’.

 

Internationalisering mag nog zo’n populair modewoord zijn, aan de Belgische breuklijnen zal het niet ontkomen.

                                                                                          

Wie, tot slot, meer wil lezen over de Leuvense studentenprotesten uit de jaren’60, mag zeker dit vertaalde artikel van Ernest Mandel uit ’68 niet vergeten.