Niks meer missen?
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
Foto: Stadsarchief Amsterdam/Hondius, Jodocus (1563-1612)
wetenschap

Met de waterput in de Oudemanhuispoort verdwenen ook de putgravers uit ons geheugen

Wessel Wierda,
19 september 2024 - 13:37

In zijn proefschrift verhaalt historicus Mathijs Boom over een waterput in de Oudemanhuispoort in de 17e eeuw en de belangrijke rol die de putgravers speelden bij de uitwisseling van kennis met Europese geleerden. Wat weten we over deze verdwenen waterput?

‘Dáár moet-ie ongeveer gestaan hebben,’ zegt historicus Mathijs Boom (36). Hij wijst naar een bankje in de rustieke tuin van de Oudemanhuispoort. Niets bijzonders, zo te zien. Maar vanaf het jaar 1605 stond hier een 73 meter diepe waterput. Destijds de diepste van Nederland, aldus Boom, ‘bij mijn weten zelfs van Europa’. De put voorzag de Amsterdammers van schoon drinkwater, maar bood de 17e-eeuwse bevolking ook een bijzonder inkijkje in de geschiedenis van dit laagland. Brochures over de ontdekkingen in de put gingen rond over het hele continent en maakten diepe indruk op Europese geleerden. ‘Het waren documenten die hun weerga niet kenden,’ aldus Boom.

4D-reconstructies

Onderzoekers van het 4D Research Lab van de UvA maakten in 2024 historische reconstructies van de Oudemanhuispoort, op basis van oude bouwtekeningen, kaarten en foto’s. Op de historische reconstructie van de Oudemanhuispoort in 1625 is de put nog wel zichtbaar, maar in 1760 al niet meer.

 

Het Oudemannenhuis was anders dan de naam doet vermoeden niet alleen voor oude mannen bedoeld. Er waren ook oude vrouwen die hun intrek namen in het complex, dat in 1602 zijn deuren opende. Sinds 1880 is het gebouw in bezit van de UvA.

Jammer genoeg is de put hier sinds de 18e eeuw al niet meer terug te vinden, zo blijkt onder meer uit historische 4D-reconstructies van de Oudemanhuispoort, die dit jaar gemaakt zijn door UvA-onderzoekers. Maar de kennis over de geschiedenis van de aarde die uit de put voortkwam, is wel degelijk blijven bestaan, aldus Boom. Voor Boom de reden om er zijn proefschrift aan de UvA over de aardkundige geschiedenis van de Lage Landen tussen 1550-1830 mee te openen.

 

Schelpen en Romeinse munten

Wat vertelde de put de mensen uit de 17e eeuw allemaal? ‘Iemand heeft daar dagenlang bijgehouden wat er op welke diepte allemaal uit de grond kwam: aarde, zand, veen, klei, schelpen,’ zegt Boom. Zo kwam men erachter hoe sterk het landschap veranderd is met de tijd. Vind je Romeinse munten in een veenlaag, tientallen meters onder de grond? Dan weet je dus hoeveel grond daarbovenop is gekomen sinds de Romeinse tijd, zo’n 1700 jaar geleden. Vind je schelpen? Dan weet je dus dat er op de huidige plek van Amsterdam een zee heeft bestaan. Kennis die voorheen diep verscholen zat onder de grond.

 

Wilde je als natuurfilosofisch geleerde in de 17e eeuw dus iets weten over de geschiedenis en herkomst van je land, dan moest je in die tijd bij de putgravers wezen. Zij hadden de veranderingen met eigen ogen gezien, tijdens hun graafwerkzaamheden. Bovendien waren ze betrouwbaar; ze stonden indertijd aangeschreven als hoge ambachtslieden met een dito inkomen. Iemand als René Descartes maakte dus graag gebruik van hun kennis en ervaringen. Bekend is volgens Boom dat de Franse filosoof zich zo’n twintig jaar na het ontstaan van de put in Amsterdamse kringen verkeerde, waarin mensen documenten over die opgravingen hadden laten drukken.

Foto: Romain Beker
Mathijs Boom op het bankje, waar de waterput in de Oudemanhuispoort ongeveer gestaan moet hebben

Geloof in God

Vaak wordt gedacht dat mensen in de 17e eeuw vrijwel onvoorwaardelijk geloofden in de schepping van de aarde door God, zonder dat daar nadien veel aan veranderd is. Maar dat is zeker niet helemaal juist, concludeert Boom. Uit zijn proefschrift komt naar voren dat voor de vroegmoderne mens de schepping van de aarde door God en het veranderende landschap best samen konden gaan. ‘Dat mensen toen dachten dat de aarde vierduizend jaar geleden door God geschapen was, en sindsdien niet meer zoveel veranderd was, is een veel te simplistisch beeld.’ In die zin waren de ontdekkingen in de put voor veel mensen niet direct reden om van het geloof af te stappen. 

 

Tegenover het bankje, waar vroeger de put heeft gestaan, ziet Boom toevallig een beeld staan van Gerardus Vossius (1579-1649) en Caspar Barlaeus (1584-1648), de oprichters van het Atheneaum Illustre, de voorloper van de Universiteit van Amsterdam. Het is er geplaatst ter ere van het driehonderdjarig bestaan van de universiteit. ‘Vossius is iemand die heel invloedrijk gesproken heeft over ideeën van natuurwetenschappen en hoe die samenhingen met de juiste interpretatie van religie en de Bijbel. Zo zie je hier in de Oudemanhuispoort de spanning tussen aan de ene kant de geleerden, die wel een plek krijgen in de tuin, en aan de andere kant (letterlijk) de verdwenen ambachtelijke kunst van het putgraven.'

Foto: Romain Beker

Het lijkt inherent aan ons hele denken over geschiedenis. ‘Zeker in de 16e en 17e eeuw hebben we natuurlijk veel aandacht voor de grote denkers gehad. Mensen als Descartes en Newton. En in de recente literatuur wordt sterk de nadruk gelegd op de rol van ambachtslieden, die in de lakennijverheid werkten bijvoorbeeld. Maar misschien zien we wel de mensen over het hoofd die op een bepaalde manier ook een grote rol hebben gespeeld, maar onzichtbaar zijn gebleven, zoals de putgravers in de Oudemanhuispoort. Zij waren weliswaar niet degenen die de grote natuurtheorieën hebben bedacht, maar droegen wel bij aan een vruchtbare wisselwerking met de geleerden, waardoor zij konden excelleren.’