In de Koude Oorlog bouwde de overheid atoomschuilkelders uit angst voor een nucleaire aanval. Ook rond bekende UvA-onderwijslocaties. Waar zitten ze precies? En wat is er van over? Folia ging down under in 2017 en schreef er een artikel over, dat door de dreiging van Poetin met nucleaire wapens opnieuw relevant is.
Valckenierstraat 65. Het staat er echt. Ik tuur met samengeknepen ogen naar het computerscherm, waarop de vergeelde kaart uit 1964 te zien is. Kan dat kloppen? Ik schuif mijn bureaustoel een stukje naar achteren en kijk onwillekeurig naar de vloer. Het lijkt bijna té toevallig. Zit er een atoomschuilkelder onder de redactie van Folia?
Met de portier loop ik naar beneden. Eén trap omlaag, en daar is-ie al: de typische oude, stalen toegangsdeur, afgesloten met een modern kettingslot. Veel te ondiep om bij een daadwerkelijke atoomaanval een veilig heenkomen te vinden, maar diep genoeg om niet te worden opgemerkt door studenten en medewerkers. Het is ironisch: terwijl ik onderzoek doe naar atoomschuilkelders rond de UvA en de HvA – en op vele deuren heb geklopt met de vraag of ik even in de kelder mag kijken – blijkt dat ik zelf al die weken pal boven een van de kelders heb gezeten.
Dat klopt. Dit artikel werd in 2017 gemaakt door Folia-redacteuren Sterre van der Hee en Mina Etemad. Door de dreiging van de Russische president Vladimir Poetin om nucleaire wapens 'in staat van paraatheid' te brengen op 27 februari is dit artikel opnieuw actueel geworden.
Nou ja, ‘kelder’: veel is er niet van over. Twee stalen deuren zijn er nog, en een oud stalen luik, afgesloten met een modern kettingslot. De rauwe, betonnen muren zijn gecamoufleerd met degelijk wit glasvliesbehang van de Gamma. Er is een keukenblokje geïnstalleerd. Weg zijn de luchtfilteringsinstallaties, de achtzitsbanken, de noodrantsoenen Patria biscuits – als die hier al hebben gestaan. De tijd heeft huisgehouden.
Atoomschuilkelders in Amsterdam zijn goed verborgen. Maar wie goed zoekt, vindt ze overal: in bruggen, rond bedrijfspanden, bij parkeergarages en in metrokelders. En rond locaties van de UvA en HvA: bij het Weesperplein, in de Universiteitsbibliotheek (UB), bij het Binnengasthuisterrein en in het Academisch Medisch Centrum (AMC). Wat was het nut van de kelders? Wanneer werden ze gebouwd? En, stel dat er nu iets gebeurt – zijn ze dan nog te gebruiken?
Wegvluchten bij het luchtalarm
Drie weken eerder, begin augustus. We staan in een kleine, betonnen ruimte onder de Universiteitsbibliotheek aan het Singel; UvA-docent Ruud van Dijk, die gespecialiseerd is in kernwapens in de internationale politiek, hoofd communicatie van Bibliotheek UvA/HvA Jan Roodenrijs, die de deur komt openmaken, onze videoredacteur Mina en ik. Roodenrijs rammelt met sleutels. ‘Ik doe hem niet op slot, hoor. Echt niet. Ik heb geen zin om hier vast te zitten.’ Hij grijpt zijn telefoon. ‘En bereik hebben we hier ook niet.’
De UB heeft twee atoomschuilkelders: één bedrijfsschuilplaats, bedoeld voor 220 personeelsleden, en één openbare schuilplaats, bedoeld voor 190 mensen. De eerste zit recht onder de toegangspoortjes, net onder straatniveau, en beslaat zo’n zestig vierkante meter. Het is er warm, benauwd. En donker. ‘Stel je voor dat hier tweehonderd man in zit,’ zucht Van Dijk. ‘Dan kun je niet meer bewegen.’ Boven klinkt gerommel. ‘De tram, hoop ik?’
De atoomkelder is gebouwd in de jaren zestig en zeventig, tijdens de nucleaire wapenwedloop van de toenmalige Sovjetunie en de Verenigde Staten (VS). De angst voor een kernoorlog was geen aanstellerij: de beelden van atoombommen op Hiroshima en Nagasaki in augustus 1945 verschenen regelmatig in de media. Bij de aanvallen stierven zeker 100.000 mensen direct – een gevolg van straling en intense hitteDe atoomexplosie kenmerkt zich door een lichtflits en een drukgolf. In de buurt van ground zero is het zó heet dat iedereen direct overlijdt. Wie de lichtflits ziet, houdt blijvende oogschade, en de drukgolf kan gebouwen verwoesten. Het aantal mensen dat overlijdt is afhankelijk van de sterkte van de bom. De meeste mensen sterven doordat ze ziek worden van radioactiviteit of verder leven in een omgeving waar water en land zijn besmet door nucleaire straling. – en werden vele tienduizenden getroffen door stralingsziekte en kanker. Ondertussen kopten de kranten over nieuwe kernproeven.
De Nederlandse overheid besluit dat er iets moet gebeuren. De regering vraagt de dienst Bescherming Bevolking (BB), de organisatie die was opgericht om burgers te beschermen in oorlogstijd, om serieuze evacuatie- en schuilplannen te maken. Dit gebeurt grotendeels in het geheim. Zo onderzoekt de Kamer van Koophandel de gevolgen van economische stilstand in Amsterdam, worden sirenes getest en doet de BB beladingsproeven.
‘Kijk,’ zegt UvA-promovendus Ruud van Dijk. Hij knipt een lichtschakelaar aan, die blijkt te zijn aangesloten op een oude bunkerlamp. De kelder staat vol troep: er zijn kasten met archiefmappen, wc-artikelen, en hier en daar een oude, maar nog opgetuigde kunstkerstboom. Aan het plafond is nog een luchtfilteringsinstallatie te zien. ‘Aha,’ zegt Van Dijk. ‘Dus hier word je opgesloten als je je boeken niet terugbrengt.’
Een eindje verderop, rechts achterin de kelder, loopt nog een kleine gang. Wellicht voor de toiletten, denkt Van Dijk, of voor een verbrandingsketel. ‘Om afval te verbranden. Die hadden ze in een schuilkelder in West-Virginia’. In één ruimte hing daar ook een grote foto van het Capitool, in Washington. ‘Om de bovengrondse wereld niet te vergeten.’
Ondoordacht
In 1952 start de BB met een uitgebreid schuilplaatsenplan. In en rond Amsterdam moesten de daaropvolgende jaren atoomkelders worden gerealiseerd. Die waren niet voor de ‘elite’, zoals vaak gedacht wordt, maar voor toevallige passanten op straat die bij het luchtalarm moesten wegvluchten. De Tsar Bomba, een waterstofbom van de Sovjetunie, kon immers binnen een half uur in Amsterdam zijn.
De BB mikte op relatief drukbezochte plaatsen: rond het Damrak, op het Rokin en bij drukke pleinen. Later kregen ook metrostations een schuilfunctie, zoals die bij Weesperplein, naast de HvA-Amstelcampus: daar moesten duizenden mensen in passen. En ook bedrijven bouwden schuilplaatsen. De kelder onder de Valckenierstraat was bedoeld voor personeel van het voormalig natuurkundig laboratorium.
Klik op de gemarkeerde punten voor specificaties.
Niet elke ruimte was geschikt om als schuilkelder te dienen. Zo moesten het dak, de vloeren en de wanden zeker 20 centimeter dik zijn om de bewoners te kunnen beschermen tegen de dodelijke straling. En de lucht moest gefilterd worden van nucleaire deeltjes: op veel plekken zien we luchtfilteringsinstallaties van het Duitse bedrijf Artos met speciale hendels voor ‘gasbeveiligde ventilatie’ en ‘normale ventilatie’. In de fietsenkelder van de UB, de tweede atoomkelder in het pand, ketenen nietsvermoedende personeelsleden hun fiets eraan vast.
‘Wie had hier eigenlijk de leiding?’ vraagt Roodenrijs. ‘Als er paniek uitbreekt, moet iemand toch besluiten dat de deur dicht moet?’
Grachtengordel weggevaagd
De gevolgen van een atoomaanval zijn desastreus. Dat is ook te zien op de Nuke Map van het Amerikaanse wetenschapsblog nuclearsecrecy.com, waarmee je zelf een ‘digitale atoombomProbeer het zelf.’ kunt gooien. Als we de sterkste geteste Amerikaanse atoombom (‘Ivy King’, 500 kiloton) op Amsterdam Centraal laten vallen, lopen bewoners tot in Amstelveen en Zaandam derdegraads brandwonden op. In een straal van 1,73 kilometer – zeg, de gehele Grachtengordel – zou vrijwel iedereen direct overlijden. Overigens, zeggen deskundigen, zou havenstad Rotterdam strategisch gezien een interessanter doelwit zijn.
‘Dit is slechts één scenario,’ zegt Van Dijk. ‘Het was moeilijk in te schatten waarop Nederland zich moest voorbereiden, en hoe de oorlog zich zou ontwikkelen.’ Als er één bom op de Amerikaanse basis in Engeland zou vallen, had West-Europa ‘slechts’ last van nucleaire fall-out: de ziekmakende radioactieve deeltjes die door de explosie de lucht in vliegen en kilometers verderop terecht kunnen komen. Maar er was ook een scenario mogelijk waarin de Sovjetunie tien projectielen naar Nederland zou sturen. Van Dijk: ‘Dan zou de bevolking veel langer en dieper onder de grond moeten blijven. De meeste kelders lagen daarvoor niet diep genoeg.’
Lichtflits? Duik achter een boom
De plannen en oefeningen van de BB hadden vooral een psychologisch doel, zegt Van Dijk. ‘Het was onderdeel van de symboolpolitiek. Als je de bevolking écht wil mobiliseren, moet je met miljoenen mensen procedures afspreken, alsof je in een kazerne leeft.’ Om nog maar niet te spreken van de kosten: het was immers de tijd van wederopbouw in Nederland. ‘Het is dan makkelijker om in te zetten op diplomatie, dan om na te denken over de realiteit van een atoomoorlog.’ Veel praktische, organisatorische zaken in de kelders waren dan ook slecht doordacht. ‘Denk aan voedsel, sanitair of hiërarchie. Het plan lijkt niet meer dan een eerste aanzet.’
De meeste Nederlanders wisten niet waar de schuilkelders zich bevonden, zeggen deskundigen. Wel kregen ze veiligheidsinformatie via flyers in de bus. In De wenken voor bescherming van uw gezin en uzelf werd gewaarschuwd voor de grote lichtflits: wie die zag, kon het beste achter een boom duiken. Van Dijk: ‘Als je die lichtflits ziet, ben je blijvend verblind. Het hele schuilkelderplan van de overheid moest de bevolking geruststellen, gelijk het Amerikaanse filmpje Duck and cover (1951).’ Niet iedereen nam dat even serieus. ‘Er was zeker een groep die dacht: als het zover komt, kun je beter cyanidepillen uitdelen.’
Als we de kelders bezoeken, blijkt inderdaad dat belangrijke voorzieningen vaak ontbreken. Bewoners van de gebouwen erboven vinden er zelden sporen van toiletten, douches of stapelbedden. Veel luchtfilteringsinstallaties waren niet (goed) aangesloten, en het is onduidelijk of voor voedsel- en watervoorraden was gezorgd. ‘Dat is vreemd, ja,’ zegt Van Dijk. ‘Maar het is te makkelijk om de planners te bekritiseren. Je hebt met echte dilemma’s te maken. Wat moet je organiseren? Wat moet je paraat hebben? Het kost allemaal geld. En dat voor een oorlog die misschien nooit komt.’
Het gevolg: in Amsterdam kon vrijwel niemand serieus schuilen. In 1985 was er voor zo’n 5,3 procent van de bevolking een schuilplaats beschikbaar. Dat is ver boven het landelijk gemiddelde (2,3 procent, 336.000 inwoners). De provincie Limburg was koploper met 5,6 procent: daar konden mensen terecht in de grotten van Valkenburg, waar drielaagse zit-/ligcombinaties waren neergezet.
Noord-Korea
Een recent, compleet overzicht van de locatie en staat van Amsterdamse atoombunkers lijkt niet te bestaanIn Nederland is het bestaan van atoomschuilkelders relatief onbekend. Dit in tegenstelling tot Berlijn of de Verenigde Staten, waar je de bunkers als toeristische attractie kunt bezoeken. In Berliner Unterwelten loop je in en onder de metrostations, tussen rijen stapelbedden, en langs grote soepketels in de keuken. Er is zelfs nog een pannenlap, waarop met een klok de tijd staat afgebeeld: één minuut voor twaalf.. Waar de kelder zich bevindt, weet vaak alleen de toevallige eigenaar van het pand. De openbare kelders, zoals die in de metrostations, worden sinds 1999 niet meer onderhouden. Kelders in bedrijfspanden zijn doorgaans gesloopt, verbouwd, of heringericht – het personeel weet doorgaans niet dat de kelder bestaat, waar hij voor diende of waar de sleutel is gebleven. En sommige zijn dichtgemetseld, zoals de kelder onder de Oudemanhuispoort.
In de atoomkelder van het AMC, bedoeld als noodhospitaal, zijn nog ontsmettingsdouches te zien waarmee je nucleaire deeltjes van je lichaam en kleren af kan spoelen. De kelder is ontmanteld en nu vooral in gebruik als opslag. Ook de bunker in metrostation Weesperplein is leeggehaald – er stonden onder meer een wateropslagtank, een rij wastafels en een vuilstortkoker voor radioactief besmette kleding. De deuren hebben een waterkerende functie en worden jaarlijks nog getest. Van Dijk: ‘Als er nu iets gebeurt, kun je de meeste kelders niet meteen gebruiken. Ik geloof dat zelfs het personeel van de UB niet weet dat je hierheen kunt.’
Af en toe klinkt de roep om behoud van de schuilkelders: soms vanwege de monumentfunctie, maar soms ook voor de veiligheid. Eind augustus vroegen twee Amsterdamse VVD-raadsleden nog inzicht in de wenselijkheid van de bouw van nieuwe schuilkelders, locaties van de bestaande en het onderhoud ervan. ‘We leven nog steeds in een atoomtijdperk,’ zegt Van Dijk. ‘Er zijn situaties denkbaar waarin een conflict snel escaleert. De nieuwste bom van Noord-Korea is zo’n 120 kiloton - vele malen sterker dan die op Hiroshima (15 kiloton). En Noord-Korea communiceert bijna niet. Wij moeten raden naar de motieven en drijfveren.’
Dat wil niet zeggen dat je de samenleving nu moet mobiliseren, zegt Van Dijk. ‘Het betekent niet dat het ergste scenario ook werkelijkheid wordt.’ Hij wijst naar het gangetje, rechts van de kelder. ‘Als ik burgemeester was, zou ik hier geen toiletten gaan bouwen. Je kunt beter politiek in gesprek blijven.’ Hij lacht. ‘Maar anders weet je het: ik zit híér.’