De illegale feestjes en het hogere aantal coronabesmettingen onder studenten hebben niet alleen nadelen, volgens Kees Brinkman. Hij is hoogleraar infectieziekten aan het Amsterdam UMC en internist in het OLVG. ‘Straks hebben veel studenten het virus al gehad en kunnen ze het later in de winter – wanneer iedereen binnen zit – niet meer doorgeven aan kwetsbaren.’
Wilt u eigenlijk die illegale studentenfeestjes stimuleren?
‘Dat wil ik niet zeggen, maar er zitten ook voordelen aan als het coronavirus zo rondgaat onder studenten. Jonge mensen staan veel in verbinding met elkaar. Als ze allemaal steeds bij elkaar zitten, hebben op een gegeven moment veel studenten het virus al gehad. We zitten nu zeker nog niet op het hoogtepunt van de landelijke piek qua besmettingen. De verwachting is dat die in het najaar gaat komen. Als studenten nu besmet raken met het coronavirus, dan kunnen ze het straks in de winter – wanneer iedereen weer dicht bij elkaar binnen zit – niet nog een keer doorgeven. Vergelijk het met het waterpokkenvirus. Vroeger organiseerden moeders partijtjes als een van de kinderen waterpokken had. Dan konden de andere kinderen het ook krijgen en hadden ze het tenminste maar gehad.’
Hoe zit het dan met herbesmettingen met het coronavirus?
‘Er zijn wel wat gevallen van herinfecties beschreven, maar in totaal zijn er momenteel ruim 30 miljoen mensen over de hele wereld met het virus besmet tegenover hooguit tien gerapporteerde herinfecties. Dat komt dus nog nauwelijks voor. Die man uit China die veel in het nieuws is geweest, bleek een herinfectie te hebben met net een iets ander virus. Als het coronavirus wel verder gaat muteren, zullen herinfecties vaker optreden en moeten jonge mensen die eerder COVID-19 hadden wel weer oppassen. Op dit moment hebben de positieve gevallen onder de jongeren nauwelijks klachten. Als ze wel erg ziek worden, is er vaak iets bijzonders met ze aan de hand. Meestal hebben ze hooguit een verkoudheid en wat verhoging. Daarom is het voor jonge mensen zelf niet zo heel erg als ze het oplopen en aan elkaar doorgeven.’
Maar studenten kunnen het virus ook doorgeven aan hun opa en oma.
‘Ja, en daarom moeten ze zelf de verantwoordelijkheid nemen als het om ouderen en kwetsbaren gaat. Die horen bij de risicogroep. Studenten moeten zich dat echt realiseren en uitkijken dat ze die groep niet infecteren. Na die studentenfeestjes moeten ze hun grootouders bijvoorbeeld even niet opzoeken. En ze moeten verder afstand houden van mensen die buiten hun leeftijdsgroep vallen, bijvoorbeeld ouder dan 35 jaar. Het coronavirus geeft steeds ernstigere symptomen bij mensen vanaf zestigplus. Studenten moeten dus die mensen en die met een kwetsbare gezondheid echt ontzien.’
Denkt u dat studenten zelf die verantwoordelijkheid gaan nemen?
‘Dat is lastig om te zeggen. Mensen nemen nu al niet altijd hun verantwoordelijkheid als het om de RIVM-regels gaat. Momenteel is het beleid niet dat ouderen binnen moeten blijven en jongeren naar buiten mogen; het beleid is dat iedereen dezelfde regels naleeft. Als jongeren die zich onderling minder goed aan deze regels houden en elkaar veel ontmoeten, wel extra verantwoording zouden nemen in naleving van die regels naar mensen buiten hun bubbel, zoals opa en oma, dan zou dat niet per se slecht zijn.’
Zou u een ander beleid voorstellen?
‘Ik zou bijna zeggen – maar ik ben geen beleidsmaker – studenten, ga drie maanden met z’n allen bij elkaar zitten en onthoud je dan van contact met ouders en grootouders. Ook denk ik dat supermarkten speciale tijden voor jongelui en ouderen apart moeten instellen. Ik ben niet de enige die zo denkt. Ik heb mensen horen zeggen: “De cruiseschepen zijn nu allemaal leeg. Laat studenten daar een maand op feesten en elkaar besmetten. Of organiseer colleges op de cruiseschepen.” De studenten kunnen de boot niet af en niet met anderen in contact komen, dus ze kunnen het virus niet aan kwetsbaren doorgeven. Dan moeten er op die schepen geen zestigplussers achter de bar staan.’