Leesvaardigheid op Nederlandse middelbare scholen bereikt een dieptepunt, blijkt uit de resultaten van het PISA-onderzoek die afgelopen week verschenen. Verklaringen zijn er genoeg, één daarvan ligt bij de Pabo’s, menen UvA-onderwijskundigen Gert Rijlaarsdam en Peter de Jong. ‘Op de Pabo’s is er weinig ruimte voor jeugdliteratuur in het curriculum.’
De resultaten van het internationale PISA-onderzoek kwamen afgelopen week hard aan. Het Programme for International Student Assessment (PISA), dat elke drie jaar de vaardigheden van 15-jarigen wereldwijd meet, rapporteert al sinds 2006 dalende resultaten in leesvaardigheid voor de Nederlanders. In het laatste onderzoek duiken de Nederlanders ook ver onder het EU-gemiddelde, vergeleken met de oudste veertien EU-landen scoren alleen de Grieken nog lager op leesvaardigheid dan de Nederlanders.
‘Het gaat al jaren slecht met de leesvaardigheid,’ beaamt Peter de Jong, UvA-hoogleraar orthopedagogiek en gespecialiseerd in leren lezen en begrijpend lezen. ‘Maar de daling sinds 2018 is zó enorm, daar ben ik echt enorm van geschrokken.’
Hoe dat komt? Sonja van Overmeeren, vakdidacticus Nederlands aan de lerarenopleiding van de UvA en leraar Nederlands op een middelbare school somt op: ‘De prikkels van de moderne media, de verengelsing van de samenleving, het hoge aantal lesuren, de werklast die voor Nederlandse docenten het hoogst is van Europa, het lerarentekort, ongeschoolde mensen voor de klas, een kabinet dat alfavakken linkse hobby’s noemt… We doen allemaal aannames in de media maar het probleem is zo complex, niemand heeft hier een eenduidig antwoord op.’
Te weinig over de inhoud
‘Waarschijnlijk is er niet één verklaring,’ zegt ook hoogleraar orthopedagogiek De Jong. ‘Iedereen heeft zijn favoriet.’ Toch wil De Jong wel een duit in het zakje doen. ‘Het begint al in het basisonderwijs. Eén verklaring is dat de methode om begrijpend lezen te geven niet zo goed zou werken. Die richt zich te veel op leesstrategieën en formele tekstkenmerken zoals kernzinnen en alinea’s, en veel te weinig op de inhoud van de tekst en het analyseren van redeneringen.’
Ook geldt dat leraren en ouders het goede voorbeeld moeten geven. De Jong: ‘Op de Pabo’s, de opleiding voor leraar basisonderwijs is er weinig ruimte voor jeugdliteratuur in het curriculum. Wanneer je als docent zelf niet leest, kun je ook heel weinig enthousiasme overbrengen naar leerlingen.’ Ook ouders lezen veel minder vaak een boek en brengen meer tijd op hun smartphone door.
En dat geldt ook voor kinderen die tegenwoordig heel veel op een smartphone of tablet lezen. De Jong: ‘Dat wordt door sommige wetenschappers als een probleem gezien, omdat het andere leesgewoonten zou uitlokken: oppervlakkiger kijken, teksten scannen. Een van de hypotheses is dat de aandachtspanne van leerlingen voor het lezen van langere teksten door digitaal lezen sterk is afgenomen.’
Ook is het natuurlijk zo dat als je een tekst wilt begrijpen, je de woorden in een tekst moet begrijpen. De Jong: ‘Daar is kennelijk iets aan het misgaan. De woordenschat van kinderen – zeker die slecht zijn in begrijpend lezen – is laag. Dat kan op allerlei manieren een rol spelen, zo kennen kinderen die nooit aan zee komen minder woorden die daarmee te maken hebben. Een lagere woordenschat is ook een reden waarom kinderen uit achterstandsmilieu’s of met een niet-Nederlandstalige achtergrond minder goed zijn in begrijpend lezen.’
Verouderde schoolboeken Nederlands
Maar het probleem is breder. ‘Er is een wijdverbreid gevoel onder docenten Nederlands en Neerlandici dat de kwaliteit van het vak Nederlands in het voortgezet onderwijs verslechtert,’ signaleert Neerlandicus en UvA-hoogleraar onderwijskunde Gert Rijlaarsdam. ‘Dat is al een jaar of tien aan de gang. Een van de redenen is volgens hen de kwaliteit van het onderwijs.’
En dan met name de kwaliteit van de schoolboeken, de reden waarom Rijlaarsdam een nieuw curriculum voor het vak Nederlands in het basis- en voortgezet onderwijs ontwikkelt. ‘De artikelen die kinderen moeten lezen in schoolboeken zijn vaak enorm verouderd en soms slecht geschreven. Er is geen enkele reden voor een leerling om dat stuk te lezen. Vervolgens worden daar té veel en bovendien slechte vragen over gesteld. Zoals, de lukrake vraag: waar gaat de tekst over?’
Evenals De Jong benadrukt Rijlaarsdam dat het bij begrijpend lezen meer over de inhoud van een tekst zou moeten gaan dan om leesstrategieën. ‘Het is geen kwestie van leerlingen een tekst geven met de opdracht: ga maar lezen. Dat is dood in de pot. Het begint ermee om leerlingen te interesseren voor een onderwerp, of ze zelf een onderwerp uit te laten kiezen. Er moet een doel en een motivatie zijn om te lezen, om iets te weten te komen. En dan blijkt, dan kunnen ze het wel en komt er ook een inhoudelijke discussie op gang.’
Op vrijdag 8 december spreekt Rijlaarsdam zijn afscheidscollege uit over de Nederlandse taalbeheersing van scholieren. ‘Mijn stelling is dat we het met het vak Nederlands alleen niet redden. We moeten alle zeilen bijzetten, begrijpend lezen moet in alle vakken op de middelbare school onderwezen worden, want in alle vakken wordt er kennis verworven via teksten.’
Inzichten uit de wetenschap zijn al verwerkt in de nieuwe kerndoelen, waarin staat wat de leerling moet weten en kunnen voor het vak Nederlands. Zo is een kerndoel om inhoudelijker over teksten te praten, de teksten niet in te korten of te versimpelen, zoals uitgevers nog wel eens doen, maar met de ‘rijke’, originele teksten te werken. Ook worden meerdere teksten over één onderwerp aangeboden om leerlingen beter te leren evalueren en reflecteren, waar het in de PISA-toets vaak misgaat. En bovendien staat in de kerndoelen dat begrijpend lezen geïntegreerd moet worden in álle schoolvakken.
Volgend jaar zal op basis van die kerndoelen ook het eindexamen Nederlands veranderen. Nederlands docent Overmeeren: ‘En daarmee moeten dan ook de lesmethodes veranderen. Daarmee bereik je echt de grote meute.’
Weinig begrijpend lezen op de pabo’s
Toch zit het probleem nog dieper, volgens Rijlaarsdam. Er wordt namelijk niet voldoende geïnvesteerd in de kennis van docenten over hoe kinderen tot begrip komen via teksten. ‘Het curriculum kan daar niets aan veranderen: het schoolboek geeft geen onderwijs, dat doet de docent.’
Zowel De Jong als Rijlaarsdam menen dat bij de Pabo’s veel te weinig aandacht is voor begrijpend lezen: ‘Je verwacht dat docenten heel goed worden onderwezen in hoe je aan kinderen begrijpend lezen moet leren. Maar in de praktijk zijn er niet meer dan zes lesuren voor begrijpend lezen ingericht in de vierjarige Pabo-opleiding.’
In de lerarenopleiding ziet Van Overmeeren de afgelopen jaren hoopgevende veranderingen. ‘Wetenschappers, vakdidactici en docenten trekken meer samen op om het probleem van leesvaardigheid te tackelen. Het moeilijke voor de wetenschap is om de werkvloer te bereiken, en andersom: wetenschappers realiseren zich niet altijd hoe moeilijk het is om tekstbegrip bij te brengen aan dertig kinderen in een klas.’
Ook De Jong ziet lichtpuntjes: ‘Ik denk dat het besef er nu is dat het tij gekeerd moet worden. Zo zie ik dat uitgeverijen geïnteresseerd zijn in hoe ze samen met de wetenschap kunnen kijken hoe ze lezen kunnen aanmoedigen. Maar we zijn er niet met één of twee dingen, we moeten op allerlei fronten inspanningen leveren.’
Van Overmeeren voegt daaraan toe: ‘De veranderingen die nu gaande zijn hebben hun uitwerking nog niet gehad in de PISA-score. Ik blijf optimistisch en we blijven ons uiterste best doen, want kinderen laaggeletterd de samenleving in sturen: dat wil niemand.’
De Academische Pabo Amsterdam, de universitaire bachelor die opleidt voor docent basisschool, heeft vrijdagmiddag een overleg ingepland naar aanleiding van vragen van Folia over de aandacht voor begrijpen lezen in de opleiding, maar was nog niet bereikbaar voor een reactie.