Niks meer missen?
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
Foto: Romain Beker
opinie

‘Een bezetting hóórt juist disruptief te zijn’

Erik van Ree,
16 mei 2024 - 15:11

Waarom zou bezetting een ontoelaatbaar actiemiddel zijn, vraagt wetenschapper Erik van Ree zich af. ‘Ik hoop dat de huidige grimmige situatie er niet toe leidt dat medewerkers en studenten van de UvA nodeloos beperkt gaan worden in de vormen van actie en meningsuiting.’

Het universiteitsbestuur heeft het niet makkelijk. Zijn bezwerende formules over respectvolle bejegening, bruggen bouwen en veilige omgevingen hebben niet geholpen, getuige de stuitende vernielingen in bezette universiteitsgebouwen. Overigens zijn daar ook de beelden van een op de grond liggende vrouw met drie over haar heen gebogen, meppende ME’ers. Buitensporig politiegeweld (en zorgelijk kijkende burgemeesters die zeggen dat het niet waar is) is van alle tijden.

 

Het universiteitsbestuur reageert van dag tot dag, maar de richtlijnen die het voor zichzelf formuleert overstijgen het belang van wat zich thans afspeelt en zullen niet zomaar weer vergeten zijn als deze crisis voorbij is. De ontwikkelde richtlijnen betreffen zowel de toelaatbaarheid van actiemiddelen als de grenzen van toelaatbare uitingen binnen de universitaire gemeenschap.

Foto: Erik van Ree

Radicaal actiemiddel

Om te beginnen met het eerste punt, het bestuur staat inmiddels op het standpunt dat demonstraties een legitiem actiemiddel zijn, maar bezettingen, tenten op het terrein, en dergelijke niet. Gezien de te verwachten nieuwe vernielingen bij nieuwe bezettingen is deze positie pragmatisch te rechtvaardigen, maar als principiëel uitgangspunt deugt zij niet.


Waarom zou bezetting een ontoelaatbaar actiemiddel zijn?, vraag ik mij af. Een paar dagen geleden gehoord uit de mond van de burgemeester van Leeuwarden, Van Haersma Buma, en van onze eigen Halsema: gebouwenbezetting is in strijd met het eigendomsrecht. Men bezet een gebouw tegen de wil van de eigenaar. Dat is inderdaad het geval, maar de burgemeesters beseffen heel goed dat elk recht grenzen kent. Het enkele feit dat een actie een bepaald recht schendt is nooit voldoende argument ertegen.


Er bestaat een indrukwekkende traditie van grond- en gebouwbezettingen als radicaal actiemiddel, ook in democratische rechtstaten. Bezetting is een vorm van disruptie, een ingreep in leven en werk van mensen die daar niet om gevraagd hebben. Maar dit kan nooit voldoende argument zijn om haar als actiemiddel in de ban te doen.


Immers, elk fysiek actiemiddel is disruptief. Ook een keurige, door politie begeleide en aangemelde demonstratie hindert automobilisten. Elke staking legt een bedrijf plat. Toch accepteren democratische rechtstaten dergelijke acties.

‘Uiteraard moeten de belangen van de bezetters worden afgewogen tegen die van de gebruikers van het gebouw dat zij bezetten’

Uiteraard moeten de belangen van de bezetters worden afgewogen tegen die van de gebruikers van het gebouw dat zij bezetten. Er komt een punt waarop de bezetting te zwaar gaat wegen en een verzoek om politie-ingrijpen redelijk wordt. Bezettingen gepaard gaand met intimidatie, vernielingen of geweld zijn illegitiem vanaf het begin. Maar deze ellende mag geen aanleiding worden om bezettingen als actiemiddel in de toekomst buiten de orde te plaatsen.

 

Op een hoop
De tweede, nog prangender kwestie betreft de grenzen van de uitingsvrijheid in colleges of tijdens acties. In bestuurlijke communicaties wordt opgeroepen tot een respectvol gesprek zonder “kwetsende leuzen” en “zonder de grenzen van de ander te overtreden”. Dit is een fataal ongedefiniëerde, onbruikbare richtlijn. Feitelijk worden hier twee soorten kwetsing en grensoverschrijding - de ene toelaatbaar de andere ontoelaatbaar - op een hoop gegooid.


“Minder, minder, minder” en het verbranden van Qurans zijn allebei ongewenst, maar terwijl het eerste mijns inziens strafwaardig is, moet het tweede dat beslist niet worden. In het eerste geval zijn individuele mensen het doelwit, in dit geval Marokkaanse Nederlanders; in het tweede wordt iets dat velen van hen heilig is op de korrel genomen – niet zij zelf. In het eerste geval is sprake van discriminatie, in het tweede geval van excessieve en primitieve kritiek op een (religieuze) ideologie.


Het conflict tussen Israël en Hamas/Palestina speelt zich af op meerdere dimensies tegelijk en is van ongekende heftigheid. Om te beginnen beschuldigen de strijdende partijen elkaar van oorlogsmisdaden en genocide. Bovendien ontkennen zij, theoretisch of in de praktijk, elkaars bestaansrecht als staat. Ten slotte veroordelen zij elkaars ideologische grondslag - zionisme respectievelijk de filosofie van de Moslim Broederschap - als criminele constructen.


De oplossing die het bestuur zoekt om polarisatie tussen Palestijnse en Israëlische aanhangers aan de UvA te voorkomen komt er in consequentie op neer de radicale of extreme standpunten die daar zo’n doorslaggevende rol spelen hier in de ban te doen. Binnen de kwetsingslogica van het bestuur zou bijvoorbeeld Israëls (of Palestina’s) bestaansrecht als staat niet in twijfel mogen worden getrokken. Evenmin mogen Zionisme en islamitisch fundamentalisme als crimineel worden neergezet. Zowel in zijn Joodse als Palestijnse versie valt “From the river to the sea” buiten de toelaatbare orde als te zeer kwetsend.

 

Niet werkbaar
Dit lijkt geen werkbaar model om de polarisatie in goede banen te leiden. Mensen zoeken niet alleen veiligheid maar ook de vrijheid om zich te uiten. Het blokkeren van extreme geluiden wekt onvermijdelijk woede en draagt zo bij tot de spanningen. De kwestie heeft ook een principiële kant: oordelen - ook excessieve en kwetsende - over politieke projecten, ideologieën, staten en organisaties behoren vrij te zijn.
De grens ligt daar waar excessieve politieke oordelen omslaan in intimidatie en discriminatie van individuen: aanvallen op Joden als Joden of op moslims als moslims, het verantwoordelijk maken van individuele Joden voor Israëls beleid, of individuele moslims of Palestijnen voor Hamas. Recht op het verkondigen van de eigen extreme mening schept de verplichting elke andere mening ook vrij te laten. Intimidatie van individuen om hun mening over het Israël-Palestina conflict - welke mening ook - kan niet worden toegelaten.


Dit onderscheid tussen politieke visie en individuele intimidatie en discriminatie levert geen absoluut geldige formule op. Onvermijdelijk is daar de grijze zone waarin we ons tastend moeten bewegen. Propaganda voor Hamas, een politieke maar ook een terroristische organisatie, is onacceptabel. Propaganda voor het in de zee drijven van Joden of voor het verdrijven van de Palestijnen uit Gaza moge dan een politiek concept reflecteren, hij kan aan de UvA toch niet worden toegelaten; niet alleen vanwege het intrinsiek criminele karakter van deze visies maar ook omdat zij door individuele medewerkers en studenten als direct bedreigend kunnen worden ervaren.


Dit alles gezegd zijnde valt te hopen dat de huidige grimmige situatie er niet toe leidt dat medewerkers en studenten van de UvA nodeloos beperkt gaan worden in de vormen van actie en meningsuiting die hen in de toekomst ter beschikking staan.
 
Erik van Ree is gastonderzoeker aan de Faculteit Geesteswetenschappen en doet onderzoek naar gewelddadige revolutionaire organisaties.