Niks meer missen?
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
Foto: Sara Kerklaan
opinie

De les die de UvA kan trekken uit recente protesten

Jos Verbrugge,
24 mei 2024 - 10:40

De studenten die betrokken zijn bij de demonstaties voelen zich ‘politiek machteloos en ‘genegeerd’, schrijft UvA-docent Jos Verbrugge. ‘Ze vragen de academische gemeenschap, het laatste bolwerk van de ratio, hen te steunen in hun strijd om weer gehoord te worden in een politieke realiteit die steeds nadrukkelijker geregeerd wordt door emotie en een bedenkelijk moreel kompas.’

Wat bezielde de psychologiestudent die op 4 mei 1969 een rookbom gooide tijdens de Dodenherdenking op het Domplein in Utrecht? Hij deed dit uit protest tegen de oorlog die bondgenoot Amerika voerde in Vietnam. Het incident kreeg recentelijk weer aandacht in de landelijke media tijdens de gespannen aanloop richting de Dodenherdenking van dit jaar als gevolg van de oorlog in Gaza. Dat de gooier van de rookbom een psychologiestudent was werd niet vermeld maar weet ik toevallig, het was namelijk mijn vader.


Vijfenvijftig jaar en negen dagen later heb ik mijn les halverwege moeten afbreken vanwege de escalerende demonstratie op de Roeterseilandcampus. Sommige van mijn eerstejaars psychologiestudenten rolden met hun ogen over het onvermogen van de demonstranten om zich te gedragen terwijl ik omwille van hun veiligheid vaderlijk met hen mee naar buiten liep. Pas later hoorde ik de verhalen over collega’s die onder dreiging van gemaskerde activisten hun werkplek hadden moeten verlaten, die toe hadden moeten kijken hoe actievoerders met bijlen inhakten op beeldschermen, die zich als BHV-er hadden gemeld voor het geval iemand gewond zou raken bij de politieontruiming, collega’s die door tranen overmand huilend op straat hadden gestaan. 

 

Ik besefte opeens aan welke kant ik, zoon van een voormalig actievoerder, was beland: die van de gevestigde orde. 

‘Je hebt je puntje mogen maken en nu gaan we weer over tot de orde van de dag is iets waar de harde kern van de huidige actievoerders dan ook geen genoegen mee zal willen nemen’

De vernielingen en escalatie die maandag plaatsvonden na een ‘ordelijk’ verlopen demonstratie, zoals voorzitter van het College van Bestuur Geert ten Dam de walk-out noemde, waren duidelijk gepland. Inmiddels heeft de Universiteit van Amsterdam dan ook laten weten niet meer te willen onderhandelen met de actievoerders, maar de gesprekken ‘via de gebruikelijke kanalen voort te zetten’.


Dat lijkt op het eerste gezicht een volkomen terechte beslissing. Het bestuur heeft de verantwoordelijkheid om een veilige werk- en leeromgeving te bieden en een deel van de werknemers en studenten voelt zich nu onveilig. Bovendien, als je als demonstrant wel de veiligheid in gevaar brengt maar vervolgens het gesprek niet wilt aangaan, dan doe je niet meer mee. Toch is het de vraag wat wij als universiteit van deze gebeurtenissen kunnen leren.
 
De intuïtieve reflex op die weigering om te praten is deze infantiel, narcistisch en ondemocratisch te vinden. Niet alleen (radicaal-)rechtse twitterende politici denken er zo over, ook veel bestuurders, medewerkers en studenten van een vermeend links bolwerk als de UvA zijn die mening toegedaan. Zo stelde Arnoud Boot, hoogleraar in ondernemingsfinanciering en financiële markten van de UvA, in een geëmotioneerd en bevlogen betoog op BNR-radio dat dialoog de enige uitweg is uit conflict. Boot waarschuwde in zijn betoog bovendien voor de reactie die deze manier van actievoeren uitlokt: hij signaleert een internationale trend van groeiende repressie tegen protestgeluiden, en impliceert dat die wordt uitgelokt door de agressieve manier van demonsteren.

 

Maar daarbij gaan het bestuur en Boot voorbij aan het feit dat sommige studenten duidelijk geen vertrouwen meer hebben in de ‘gebruikelijke kanalen’. Voor hen is de repressie waar Boot het over heeft al lang de realiteit. Zo waarschuwde Harriët Bergman, betrokken bij de Maagdenhuisbezetting van 2014, de demonstranten in het Parool dat ze zich niet moeten laten afschepen met een beloofde dialoog: ‘De UvA heeft een paar commissies opgetuigd, onder andere over democratisering, diversiteit en dekolonisatie, maar eigenlijk bleken dat vooral zoethoudertjes te zijn. […] Hou vast aan je eisen, en volg je eigen morele kompas,’ adviseerde zij de huidige actievoerders. 


Je hebt je puntje mogen maken en nu gaan we weer over tot de orde van de dag is iets waar de harde kern van de huidige actievoerders dan ook geen genoegen mee zal willen nemen.

‘De huidige splitsing binnen de UvA vertoont veel overeenkomsten met de botsende belangen in het zich vormende kabinet’

In de ogen van huidige actievoerders is inspraak inmiddels een schoolvoorbeeld geworden van wat de in de jaren zestig ook al populaire filosoof Marcusse ‘repressieve tolerantie’ noemde: een proces waarin minderheidsbelangen worden geneutraliseerd zodat ze niet de gewenste veranderingen tot gevolg hebben.
 
Om te begrijpen hoe het zover gekomen is, helpt het om even stil te staan bij de politieke realiteit waarin de huidige generatie actievoerders is opgegroeid. Het zijn de jongeren die een paar jaar geleden een belangrijke vormende periode van hun leven moesten opofferen voor de maatschappij. Precies op het moment waarop zij als pubers hun onafhankelijke leven moesten gaan vormgeven werden ze door lockdowns en maatregelen aan huis gebonden. Hun eerste ervaring met politieke macht was dat inspraak er niet langer toe doet wanneer de nood aan de man is.
Aan de andere kant zien ze dat andere in hun ogen dwingende noodsituaties niet tot dezelfde politieke daadkracht leiden. Migranten mogen blijven verdrinken in de Middellandse Zee, het klimaat mag blijven opwarmen, Israël mag ongehinderd burgers blijven doden, toeslagenouders zijn nog steeds niet geholpen. Politiek actief worden heeft ook geen zin, want rond de enige politieke partijen die hun standpunten maar enigszins delen ligt in de Tweede Kamer al jarenlang een cordon sanitaire, en hun ideeën worden consequent weggezet als ‘woke’ en ‘cancel culture’. Als dat de enige politieke realiteit is die je kent, is het moeilijk om geloof te blijven houden in de democratische dialoog.


Daar komt bij dat in hun ervaring de in de jaren zestig zo hard bevochten inspraak in het universitair beleid nauwelijks effect heeft. Mijn vader kon nog tien jaar over zijn studie doen, maar inmiddels word je als student onder hoge druk in vier jaar door de opleiding geduwd. Tijd voor politieke activiteiten heb je daardoor bijna niet en voor er daadwerkelijk iets veranderd is ben je al lang afgestudeerd.
 
De huidige splitsing binnen de UvA vertoont veel overeenkomsten met de botsende belangen in het zich vormende kabinet. Ook daar zie je een stroming die de oplossing zoekt in betere procedures en meer inspraak en een stroming die juist meer daadkracht wil tonen door voorbij te gaan aan die wetten, regels of inspraak.

 

‘Maar dat is politiek en de universiteit is geen politiek orgaan,’ is een veelgehoorde reactie. Zo circuleren er binnen de UvA petities die zich uitspreken tegen politieke stellingname over het conflict in Gaza of over politieke kwesties in het algemeen. Van de andere kant kwam een mail van de actievoerders die de afdeling psychologie om psychologische hulp vroeg na de traumatische ervaringen bij de ontruiming.
Bij menigeen zal zich toen een kleine explosie in het hoofd hebben voltrokken over het schizofrene karakter van die oproep. Eerst de boel kort en klein slaan en dan dezelfde organisatie vragen om mentale hulp. Maar als je de mail leest als een hulpkreet van een generatie die zich politiek machteloos en genegeerd voelt, dan is deze ineens volkomen logisch. Het zijn studenten die de academische gemeenschap, het laatste bolwerk van de ratio, vragen hen te steunen in hun strijd om weer gehoord te worden in een politieke realiteit die steeds nadrukkelijker geregeerd wordt door emotie en een bedenkelijk moreel kompas.


Tenminste een deel van die generatie dan. Een ander en misschien veel groter deel van de studenten haalt rollend met de ogen zijn schouders op. Zij willen gewoon studeren.


Die situatie roept een vraag op die veel belangrijker en breder is dan de vraag of een universiteit politiek stelling moet nemen: Is het de taak van een universiteit om ervoor te zorgen dat haar studenten geloof blijven houden in wetten, procedures en de democratische dialoog? Of een universiteit nu wel of niet politiek stelling neemt, feit blijft namelijk wel dat ze de politieke leiders en commentatoren van de toekomst opleiden.
Dat is een grote verantwoordelijkheid en vraagt om een universiteit die meer doet dan het belang van ‘het open debat’ als een mantra herhalen. Het vraagt om een organisatie die bij zichzelf te rade gaat over haar democratische gehalte en de effectiviteit van haar inspraakorganen, niet zoals die wordt ervaren door bestuurders, maar zoals die wordt ervaren door studenten. De keuzes die daarin gemaakt worden vormen namelijk een belangrijke blauwdruk voor onze politieke toekomst.


Mijn vader gooide een rookbom uit een diep gevoel van onmacht, van niet gehoord worden. De protesten in de jaren zestig leidden uiteindelijk tot een opener dialoog en een grotere invloed van studenten op universitair beleid. Het valt te hopen dat de huidige protesten opnieuw leiden tot veranderingen die studenten weer laten ervaren dat inspraak en dialoog ook daadwerkelijk ergens toe leiden. Anders ziet de toekomst van die zo waardevolle open dialoog, met de huidige desinteresse aan de ene kant en escalatie aan de andere kant, er op zijn zachtst gezegd niet al te rooskleurig uit.
 
Jos Verbrugge is docent psychologie en aanstaand OR-lid van de FMG.