Apps waarmee je voedsel dat bijna of helemaal over de datum is voor een prikkie kunt ophalen schieten als paddestoelen uit de grond. Maar is het alleen goed voor je portemonnee, of help je er daadwerkelijk mee om verspilling tegen te gaan? Drie UvA-bedrijfskundigen onderzochten het. ‘Het is fascinerend om te zien hoe kleine startups soms grote bedrijven helpen om voedselverspilling tegen te gaan.’
Wereldwijd wordt een derde van het geproduceerde voedsel weggegooid, terwijl veel mensen honger lijden. Om deze verspilling tegen te gaan zijn er wereldwijd verschillende digitale voedselplatformen opgericht, zoals Too Good To Go, NoFoodWasted en ResQ Club, die ervoor zorgen dat dit voedsel wel wordt geconsumeerd. Francesca Ciulli, Ans Kolk en Siri Boe-Lillegraven onderzochten hoe deze platformen te werk gaan en hoe ze helpen om het probleem aan te pakken.
‘Voedselverspilling is wereldwijd een enorm probleem, niet alleen voor het milieu, maar ook economisch en sociaal gezien. Enerzijds wordt er veel voedsel verspild, anderzijds lijden er – ook in Nederland – mensen honger. Het is fascinerend om allemaal kleine startups te zien die hier iets tegen willen doen,’ vertelt Francesca Ciulli, post-doc bij de Amsterdam Business School van de Faculteit der Economie & Bedrijfskunde.
De onderzochte nieuwe digitale voedselplatformen zijn volgens Ciulli kleinschalig, innovatief en vaak deels afhankelijk van vrijwilligers. Ze proberen bedrijven, consumenten en goede doelen met elkaar in contact te brengen, zodat voedsel dat dreigt verloren te gaan toch nog kan wordt gebruikt. Ook proberen deze platformen het stigma rondom voedselverspilling te doorbreken. Ans Kolk, hoogleraar aan de Amsterdam Business School: ‘Bedrijven denken vaak dat ze iets fout doen als ze te maken hebben met voedselverspilling, maar het is onmogelijk om altijd precies de juiste hoeveelheden in te kopen en op voorraad te hebben.’
Helpende hand
Om bedrijven te stimuleren om toch iets te doen tegen voedselverspilling, hebben de platformen verschillende strategieën ontwikkeld. Ze zorgen er bijvoorbeeld voor dat bedrijven gemakkelijk met goede doelen of consumenten in contact kunnen komen, benadrukken dat ze de lokale gemeenschap kunnen helpen en hun afvalkosten omlaag kunnen brengen door het doneren van voedsel.
De platformen proberen ook om de lasten van bedrijven zoveel mogelijk te verlichten met behulp van technologie. Ciulli: ‘Veel supermarktketens verzamelen veel data van consumenten. Ze weten precies wat iedereen koopt en baseren hier zelfs persoonlijke aanbiedingen op. Toch slagen ze er niet in om hun eigen voedseloverschotten in kaart te brengen en goed te “managen”. Het is opvallend dat juist zulke kleine digitale platformen hierbij blijken te kunnen helpen.’
Als voorbeeld geeft Ciulli het voedselplatform FoodCloud, dat supermarkten in contact brengt met lokale goede doelen: ‘Het is natuurlijk niet praktisch als ze telkens een foto moeten maken van elk product dat bijna over de datum gaat. Daarom heeft het platform FoodCloud het mogelijk gemaakt voor de supermarkten om producten te scannen, waarna ze direct op het platform worden aangeboden.’
Voedselveiligheid
Ook zijn veel bedrijven in Noord-Amerika bang om aangeklaagd te worden, als iemand ziek wordt van hun gedoneerde voedsel. Kolk: ‘Het is voor bedrijven in deze landen belangrijk om te weten dat ze hiervoor niet aangeklaagd kunnen worden. De platformen informeren hen dat er daar speciale wetgeving is die ervoor zorgt dat het met goede bedoelingen doneren van voedsel niet strafbaar is.’ Om de veiligheid van het voedsel te kunnen waarborgen, stellen platformen ook verschillende richtlijnen op over welk voedsel er wel en niet gedeeld kan worden. Ciulli: ‘Sommige bedrijven maken een lijst met producten die in aanmerking komen, bij anderen moet alles in een dichte verpakking worden aangeleverd. Als er voedsel wordt uitgewisseld tussen buurtbewoners, dan zijn de regels vaak wat soepeler en lever je voedsel dat je zelf nog zou willen eten.’
Veel platformen geven daarnaast voorlichting over het verschil tussen de THT-datum (ten minste houdbaar tot) of een TGT-datum (te gebruiken tot). Ciulli: ‘Consumenten moeten weten dat bijvoorbeeld vleeswaren, die een TGT-datum hebben, hierna niet meer te eten zijn. Maar ze moeten ook weten dat veel andere producten met een THT-datum vaak nog zonder problemen gegeten kunnen worden.’
Lokaal
Alle voedselplatformen zijn gericht op het delen van voedsel in de eigen buurt, stad of regio. Kolk: ‘Dat wil je natuurlijk ook, want anders is er veel transport nodig. Daarnaast is al het voedsel vaak nog maximaal enkele dagen houdbaar, dus wil je dat alles zo snel mogelijk bij de consumenten is.’ Daarom verwacht Kolk ook niet dat het op grotere schaal zal worden gedaan met vervoer over lange afstanden naar andere landen. Wel kunnen deze initiatieven worden nagedaan op andere plekken, en dat gebeurt ook al.
Het platform Olio is hier volgens Ciulli een mooi voorbeeld van, omdat het is opgericht in het Verenigd Koninkrijk maar nu wereldwijd wordt gebruikt. ‘Toen ik tijdens een interview vroeg hoe ze dat als klein bedrijf voor elkaar hadden gekregen, vertelden ze dat zij hiervoor niets hadden gedaan. In Zuid-Amerika kwamen er vanzelf mensen die via Olio voedsel begonnen aan te bieden en mensen die dat voedsel kwamen ophalen.’ Inmiddels is er al in 49 landen voedsel gedeeld via Olio, waaronder Nederland.
Het wetenschappelijke artikel dat naar aanleiding van dit onderzoek is gepubliceerd is hier te lezen.