Frontberichten, strijd, soldaten en frontlinie: in de coronacrisis worden voortdurend vergelijkingen met oorlogssituaties gemaakt. Waarom eigenlijk? En heeft het ook nadelen? ‘We willen iemand om voor te juichen, of het nou verplegers, vakkenvullers of vuilnismannen zijn.’
Als het coronavirus de bezetter is, dan is het vaccin onze bevrijder, aldus cabaretiers Van der Laan en Woe in een komische sketch in zaterdagavondshow Even tot hier. ‘We zijn pas vrij als het vaccin er is,’ klinkt het weemoedig. Een dag die we ‘eeuwig zullen herdenken’, waarschijnlijk met een bijeenkomst op het dak van de Ikea. In 2070 zal koningin Amalia er een krans leggen met haar man – ‘Zijne Koninklijke Hoogheid Enzo Knol van Oranje’. ‘Het is immers oorlog, als we de media moeten geloven’.
Sinds de start van de coronacrisis worden regelmatig vergelijkingen gemaakt met oorlogstijd. Zo kwam NPO2 in maart met het veelbekeken tv-programma Frontberichten, volgde RTL Nieuws mensen met beroepen ‘in de frontlinie’ en schreef het Reformatorisch Dagblad over Italiaanse geestelijken in ziekenhuizen die ‘stierven als soldaten’. En ook politici maakten in hun speeches veelvuldig gebruik van oorlogstaal: de Franse president Macron sprak letterlijk van een ‘gezondheidsoorlog’ en president Trump noemde het virus een ‘onzichtbare vijand’ wiens aanval ‘erger is dan die op Pearl Harbor en het World Trade Center’.
Waarom die oorlogstaal in vredestijd?
Voormalig UvA-docent Peter Vasterman (mediastudies), die onderzoek deed naar de berichtgeving rond de Mexicaanse griep in 2009, zegt niet verrast te zijn. ‘Oorlogsmetaforen zijn vaak verbonden met epidemieën,’ zegt hij. ‘We zagen het ook bij mond-en-klauwzeer en polio. Het biedt een verhaal – een kader om de crisis te begrijpen, met één gezamenlijke vijand. Dan kan ook zorgen voor eenheid en saamhorigheid over de ernst van de situatie.’
Opvallend, zegt hij, was dat oorlogstaal duidelijker te zien was in de buitenlandse politiek dan in de Nederlandse. ‘Rutte kiest voor een andere aanpak,’ vertelt Vasterman. ‘Eigen verantwoordelijkheid, gebruik je gezond verstand, geen bangmakerij.’ Zo was Nederland in de woorden van premier Rutte geen oorlogsstaat, maar een ‘zieke patiënt’, en moest de bevolking een ‘marathon lopen’ en een ‘muur’ om kwetsbaren bouwen. Vasterman: ‘Die beeldspraak, dat is ongetwijfeld een bewuste keuze geweest.’
Zwart-witdenken
Dat landen in Zuid-Europa wel van oorlogssituaties spraken, past volgens hem bij hun autoritaire crisisbeleid. Fransen mochten onlangs alleen nog naar buiten met een specifieke verklaring, en in Spanje probeerde iemand een goudvis uit te laten om de strenge regelingen te omzeilen. ‘In oorlogstaal kun je sterk benadrukken dat je alles moet opofferen, zelfs je eigen vrijheid,’ zegt Vasterman. ‘In dat frame kan zelfs acceptabel worden geacht dat zorgpersoneel zonder beschermende middelen moet werken. Natúúrlijk loop je de kans om te sterven in de frontlinie – je bent soldaat, dat hoort erbij.’
Een crisis kan zo verworden tot een verhaal zonder nuance. ‘Het werkt nationalisme en zwart-witdenken in de hand,’ zegt Vasterman. ‘Oorlog is vaak land-tegen-land, dus kan het frame een internationale aanpak bemoeilijken. Wie twijfelt aan jouw aanpak is direct tegen je, of wellicht zelfs een verrader.’ Het gebruik van metaforen kan dus flinke maatschappelijke gevolgen hebben. ‘Het is geen vrijblijvende vergelijking, maar het heeft invloed op ons denken en handelen. De nazi-ideologie stond ook vol beeldspraak – van untermenschen tot Joden als ratten. Dat beïnvloedt de perceptie en kan bepaalde acties legitimeren.’
#ReframeCovid
In Nederland kwam van verschillende kanten kritiek op de oorlogstaal. Zo verzocht longarts Sander de Hosson via Twitter de ‘heroïsche vechtretoriek’ direct naar de prullenbak te verwijzen: ‘Dit is werk. Heftig werk, maar [deze taal] past niet.’ Ook huisarts Pieter Barnhoorn, tevens docent aan de Universiteit Leiden, schreef in vakblad Medisch Contact dat de oorlogsmetafoor een ‘ondoordachte behandelreflex’ oproept bij zorgpersoneel. ‘Oorlogstaal is doordrongen van urgentie. Daarmee sneuvelt kritische reflectie als eerste. Daarnaast zorgt het voor afstand [...]. Wanneer het virus onze vijand is, wordt iedere medemens een potentiële vijand.’ Ook klinkt het vaker gehoorde argument aangaande het perspectief van de slachtoffers: als je de ‘strijd’ tegen corona verliest, heb je blijkbaar niet hard genoeg ‘gevochten’.
Het spreken van ‘soldaten’ en ‘helden’ werkt voor de thuiszittende bevolking wel positief, zegt universitair hoofddocent Iina Hellsten (communicatiewetenschappen), die eerder onderzoek deed naar metaforiek in gezondheidscrises. ‘We willen iemand om voor te juichen, of het nou verplegers, vakkenvullers of vuilnismannen zijn. Dat is goed voor de moraal.’ Daarnaast kan het mensen perspectief bieden: zij vechten voor ons! ‘Dit werkt alleen op korte duur. Nu zeggen we: we kunnen samen de oorlog winnen. Maar niemand wil afwachten en in permanente staat van oorlog verkeren. Na maanden verliest zo’n metafoor impact en moeten we zoeken naar andere vormen van beeldspraak.’
Taalwetenschappers uit verschillende landen zijn inmiddels de actie #ReframeCovid gestart, waarmee iedereen wordt opgeroepen andere metaforen te kiezen. Denk bijvoorbeeld aan kleurmetaforen (geen ‘oorlogstijd’ maar een ‘donkere tijd’ ), natuurmetaforen (geen ‘aanval’ maar ‘golven’) en sportmetaforen (de ‘marathon’).
Kunnen we nog iets leren van het metafoorgebruik? Wellicht voor toekomstige problemen, zegt Hellsten. De klimaatcrisis kan een oorlogsmetafoor bijvoorbeeld goed gebruiken. ‘Het heeft invloed op urgentiegevoelens en actiebereidheid en zorgt ervoor dat mensen zich aan de regels houden’, zegt ze. ‘Helaas denk ik dat corona voor ons dichterbij staat: we kennen immers niemand die is doodgegaan aan klimaatverandering.’ Ook Vasterman heeft er een hard hoofd in. ‘De klimaatcrisis gaat om veel complexe systemen. Wie is dan de vijand?’ Hij denkt even na. ‘De consumerende burger? Grote bedrijven? Shell? Het wordt voor mensen een moeilijk verhaal om te begrijpen.’